Al tijden loop ik te piepen/kraken/steunen en te mekkeren – zowel lichamelijk als mentaal. Een ultra lag ver bij mij vandaan. Tot ik twee weken geleden de Belgian Double spotte en dat event bleef hangen. Best gek, want het is een hamsterrace (=veel rondjes draaien op kort parkoers) en ik roep altijd dat ik dat nooit zal doen.. Afijn, ik ging bedenken of deze Double haalbaar zou zijn. En dat plaatje leek aardig te kloppen – datum/reis/organisatie. Ik mailde Guy, organisator, of ik eventueel nog mee kon doen en of self supporting mogelijk zou zijn. Guy was razendenthousiast en bijna had hij mij meteen al overgehaald. Maar, ik wist het nog niet zeker… het twijfelpunt was mijn lichaam en hoofd, kon ik deze wel ultra-lang aanspreken?
De zondag voor de Double zwom ik de Lektocht van 6KM – één van de eerste wat langere dingen sinds tijden. Hoe mijn lichaam zich hield en hoe ik ‘m mentaal had gedaan, verbaasde mij positief => ik had vertrouwen gekweekt voor de Double. Hoe ver ik zou komen en of de finish haalbaar zou zijn, wist ik niet maar deerde me niet. Ik had zin om het spelletje te spelen en dat was het belangrijkste.
Ik kies niet voor de gemakkelijkste aanpak en ga self supported (reizen met OV en geen crew mee), maar ik ga toch niet voor een eindtijd. Extra lastig bij deze wedstrijd is dat start en finish niet op dezelfde plek zijn; mijn fietsrondes zijn ergens anders dan mijn looprondes – ik mag dus 2x mijn eigen verzorgingspost inrichten.
Vrijdagmiddag
Vrijdagmiddag pak ik de trein naar Tildonk. Grote rugzak, shopperbag en met mijn Scottie (mijn gele racert) in de hand is het lastig reizen. Bij de lokale Spar koop ik mijn wedstrijdvoeding: een kar vol zoet en zout eten waar veel energie in zit – kortom, voornamelijk meuk. En uiteraard ook nog eens veel te veel, want ik weet niet wat ik tijdens de wedstrijd wil én ik heb twee plekken waar ik eten/drinken moet hebben. ’s Avonds mijn voedingsplan, ofwel wedstrijdstrategie uitgewerkt. Bij de langere afstanden draait het bij mij altijd om het eten en drinken => als de energie niet goed is, dan is de finish heeeeel ver weg. En bovendien word ik dan chagrijnig en dan vind ik mezelf niet te genieten…
Mijn plan:
Zwemmen 7,6KM = 4x1900m, dus bij elke doorkomst wil ik een kleine snack en wat slokken water
T1 = lunchen met broodjes brie en salami
Fietsen 360KM = 32×11,24KM = 16×2 ronden = Iso bijvullen en snacks meepakken voor onderweg, met de kanttekening dat er een vier-uurtje, late dinner en midnight maaltijd zouden zijn (grotere snack)
T2 = zorgen voor gevulde bidon en een pannenkoek, zodat ik dit in de transit naar de eerste loopronde kon eten
Lopen 84,4KM = transit van 4,2 + 25×3,12KM = elke ronde eten+drinken en het maakt niet uit wat erin gaat, verder wil ik zo min mogelijk meenemen.
Wat zat er in de boodschappenkar?
- fruit (verse bananen, gedroogde abrikozen + mango + dadels)
- chips (Lays uitdeelzakjes)
- drop (Haribo uitdeelzakjes)
- witte broodjes, boter en brie + salami
- fruitbiscuits
- wafels
- chocolate chip cookies
- bak gemengde noten met rozijnen
- pannenkoeken (voor ontbijt)
- appelmoesjes
- cola
en van thuis: - mini krentenbollen
Zaterdagochtend – zwem
Race-dag: mijn Scottie hangt in het rek, ik trek mijn wetsuit aan.. het water is behoorlijk warm maar het wetsuit scheelt energie en ik kan deze altijd nog uittrekken. Op de steiger zet ik mijn abrikozen, chocolate chip cookies en een bidon water neer. Het water ziet er goed uit, de lucht ziet er goed uit (bewolkt dus warmte van de zon valt mee). De voorspelling is dat het droog blijft en er ’s middags nog een periode met toenemende wind is. Klinkt mij prima in de oren. Met acht mens staan we op de steiger, te luisteren aan de briefing. Ik vraag mijn buurman om mijn pak dicht te ritsen – hij schiet in de stress want de sluiting is andersom (sorry..). Dan is het tijd om het water in te springen. De start is geen wasmachine; we zijn met weinig en mogen lang dus pakt ieder zijn eigen ritme. De verste boei is geel en die mogen wij ronden; onderweg komen we nog wat oranje boeien tegen voor een andere wedstrijd. Na ons start er namelijk nog een 1500m en 5000m zwemwedstrijd.
Ronde 1 van 4 gaat lekker snel – ik vind mijn ritme en kijk wat om mij heen. Halverwege de ronde lig ik in de slipstream van een ander. Eigenlijk te langzaaam, maar het scheelt wel veel energie dus blijf ik er liggen. Terug bij de steiger eet/drink ik wat en ben ik de voeten kwijt. Dat geeft niet, want op eigen tempo haal ik ‘m na een paar honderd meter weer bij. Hetzelfde gebeurt in ronde 2 en 3. Al wordt het in die derde ronde wat lastiger om in zijn voeten te blijven hangen, want zijn koers niet meer zo recht. In de vierde ronde verliest hij tempo, dus besluit ik er voorbij te gaan. Mentaal wordt het nu wat lastiger en de terugweg lijkt langer te zijn.. maar zo gaat dat meestal dus is er geen vuiltje aan de lucht. Bij de steiger worden inmiddels enkele 5KM zwemmers eruit gehesen. Ik besluit mijn pak in het water uit te doen, dan kan ik ‘m meteen uitspoelen. Onderdeel één heb ik afgevinkt, nog maar twee te gaan!
Ik klim op de steiger, raap mijn spullen bij elkaar en wandel naar T1, mijn fiets. De bedoeling is dat ondertussen mijn grote tas met voeding en extra fietskleding gearriveerd zijn (die gingen met het busje naar de start en ik op de fiets). Maar nee, het was niet goed gecommuniceerd dus staan mijn spullen nog een paar kilometer verderop. Gelukkig wordt het ter plekke snel geregeld door Guy. De wachttijd verkort ik door ontspannen te lunchen met mijn broodjes salami en brie.
Zaterdagmiddag – fiets
Als de spullen gearriveerd zijn, kleed ik mij snel om, zet mijn helm op, trek mijn schoenen aan en spring op mijn Scottie (mwah, rustig op stappen is meer van toepassing). Ik mag 32 ronden gaan aftikken en 16x stoppen voor foeragering – klinkt te doen, toch? Het tellen van die 32 ronden is een uitdaging – mijn Garmin is tijdens de eerste ronde op de ‘frozen stand’ gegaan. Maar gelukkig krijg ik hulp van Didiér, of Didi voor vrienden; hij zit bij mijn spullen en heeft pen en papier om te turfen. Met zoveel rondes te rijden, ken je uiteindelijk elke hobbel en elk randje van de Belgisch betonplaten. De kruisingen en oversteken zijn voorzien van verkeerbegeleiders. De wind is behoorlijk en ’s middags neemt deze zelfs nog toe, bovendien verandert de richting constant. Best lastig ritme vinden dus.. De weersvoorspelling meldde dat er geen regen zou zijn. Helaas komt dat niet uit – al bij het zwemmen waren er een paar buitjes maar bij het fietsen gaat het einde van de middag compleet los. Er is een stuk van 500m ietwat modderige weg – ik kan je zeggen, binnen no time heb ik rugnummer 1 en kun je niet meer zien dat ik een gele fiets heb.
Na 16 ronden roep ik vrolijk dat ik op de helft ben; Didi dempt mijn blijheid door te melden dat het totaal 35 ronden zijn. Huh, dat is gek maar als hij het zegt. De regen komt nog steeds met bakken uit de hemel en ik ben toch wat aangeslagen. Ik ga rekenen, ondanks mijn vermoeidheid bereken ik dat ’t echt 32 moet zijn of op z’n hoogst 33. En als dat niet zo is dan.. dan weet ik het ook niet zo goed.. de regen is écht niet leuk en dat gereken zonder Garmin kost me energie. Maar tja, de benen gaan nog met gemak rond en ik heb nog steeds een constante snelheid dus fiets ik maar door..
De duisternis valt en de regen stopt – gelukkig, want vliegende druppels in het licht van je hoofdlamp zijn vet irritant. De wind gaat liggen, dat is fijn want nu hoef ik niet meer zoveel te schakelen. Het wordt stiller op de weg. Eten en drinken gaat nog steeds goed. En het is een feestje om langs de enthousiaste crewleden van de andere deelnemers te rijden. En met nog steeds dezelfde rondetijden fiets ik rond. Standje diesel is van toepassing. Plots krijg ik een geniale ingeving! Nu de regen gestopt is en er niet veel meer zal vallen, is het fijn om droge sokken aan te trekken. Om straks het lopen te beginnen met gerimpelde voetjes is een verzoek om blaren. Dus ik stop bij mijn tassen en keer deze om – potdikkie, ik had alles reserve ingepakt maar was de sokken vergeten. Stomstom, dan maar voor het idee mijn wielershirt wisselen (nu ik toch stil sta).
Er is toch nog wat verwarring over het aantal rondes die ik moet fietsen. Didi heeft de live-results erbij gepakt en ik hoef 1 ronde minder dan ik in gedachten heb. Dat zou betekenen dat ik op een oneven aantal rondes uitkom; ik houd nog maar even vast aan de gedachte dat het niet klopt. Als ik voor de laatste keer stop om mijn bidon te vullen en een snack mee te pakken, krijg ik definitief te horen dat ik nog maar 1 ronde hoef.. ik vind het best, liever 1 ronde minder dan 3 rondes meer.. Inmiddels zijn de verkeersregelaars naar huis gestuurd en krijg ik een motard mee om mij te begeleiden – dat is luxe, net of je aan kop in de wedstrijd ligt!
Zaterdagnacht – loop
Mijn fiets stal ik in het rek en rustig kleed ik mij helemaal om voor het lopen. Ik zorg dat ik mijn zonnebril meepak en zet deze bovenop mijn hoofd, boven de hoofdlamp. Ik weet namelijk niet of/wanneer ik mijn spullen van het fietsen terug zie bij het lopen. Verder heb ik een bidon mee met iso en een pannenkoek – ik ben klaar voor vertrek. Om op de loopronde te komen mag ik eerst nog ruim zeven kilometer onder begeleiding van dezelfde motard lopen. Na een paar 100m stappen, voelen mijn benen en voeten goed genoeg om te dribbelen. Maar 500m verder is mijn hartslag flink omhoog geschoten en stap ik weer. Mijn excuses voor de motard want als ik stap dan is het extra balanceren voor hem om niet om te vallen. Zo gaat het af en aan voor de eerste kilometers maar dan moet ik eerlijk zijn naar mezelf en overgaan op alleen nog maar stappen. Mijn achilles trekt te veel en ik wil niet geblesseerd uit de strijd komen.
En dan begint het mentale spel – nog 75KM te gaan en dat allemaal stappend, daar doe ik 15uur over, gekkenwerk! Okay, die gedachte moet ik dus niet toelaten. Allereerst moet ik mij voorhouden dat ik niet tot de finish hoef, er staat niets op het spel en ik wil niet kapot dus mag ik uitstappen. Daarna trek ik mij terug in mijn bubbel van vijf rondes. Ik probeer een ritme aan te brengen, zoals na elke vijfde ronde mag ik een appelmoes en daar word ik blij van. En zo heb ik nog meer treats voor mezelf bedacht, zoals zakje chips en zakje haribo. Na tien ronden gaat het nog steeds goed, dus ik besluit minimaal een marathon stappen.
Na die marathon begint er meer leven op het eventterrein te komen. Deelnemers voor de sprint en kwart komen zich aanmelden. En ik ga rekenen.. wanneer komen zij op mijn ronde, want dat is dan weer afleiding. En dus zit ik plots op de vijftien ronden en hoef ik er nog maar tien. Tja tien ronden zijn ruim dertig kilometer, dat is ook niet zover meer. Oeps, foute gedachte want elke ronde is nu toch wel een opgave. Ik durf ook niet te gaan zitten, bang dat ik niet meer op kan staan en op gang komen. In de achterhoede ben ik nu aan het strijden met Tom (Pool) en Nico (Belg) om plaats vier. Strijden is niet het juiste woord, want het is niet zo dat iemand van ons nog even een sprintje kan trekken om een ander in te halen. Het gaat erom wie het het langst volhoudt om nipt sneller te zijn dan een ander.. Even leek het erop dat Nico mij in zou halen want hij was nog een beetje aan het joggen in de eerste ronden en hij stapt sneller. Maar zijn stops worden steeds langer en ook zijn staptempo valt terug. Als ik door blijf gaan zoals ik ga, dan haalt hij mij niet in. Tom, daarentegen, begon stukken later aan het looponderdeel en was meteen aan het stappen, maar hij heeft de knop om kunnen zetten en jogt nu stukken, op die manier komt hij langzamerhand steeds dichterbij mij.
Ik krijg een ronde afleiding van een Groninger op de fiets; hij ziet dat ik de enige Nederlander ben en wil wel even met mij kletsen. Dat is fijn, iemand die ik meteen kan verstaan (sorry Vlamingen). Niet veel later, stapt Josette (clubgenote van Hellas) een ronde met mij mee; wederom perfect voor de afleiding. En zo zijn er weer wat kilometers voorbij gegaan. Nog niet half bekomen van het gezelschap, komen de deelnemers van de sprint op een deel van het parkoers. Dat is mooi want die kan ik aanmoedigen met een duimpje omhoog als ze mij inhalen. Van hen krijg ik ook aanmoedigingen en respectbetuigingen – dat is best lekker om te horen.. Mijn laatste appelmoes zit erin, dus dat betekent dat ik aan de laatste vijf ronden begonnen ben. Inmiddels heb ik al besloten dat ik nu niet meer ga stoppen; al moet ik er niet aan denken hoeveel uur ik nog onderweg ben (drie uur!). Het deelnemersveld van de kwart blijkt flink uiteen te liggen en daardoor heb ik extra lang gezelschap op mijn rondes. Josette komt royaal als eerste dame voorbij en zie ik zelfs daarna nog een keer. De tweede dame ligt ver achter haar, dus de winst heeft ze binnen. Tegen de tijd dat alle triatleten van de standaardafstand van het parkoers af zijn, krijg ik gezelschap van Josette. Supercool want nu kan ze met mij de laatste ronde lopen, dankbaar voor deze allerlaatste afleiding. Op de atletiekbaan worden net de prijzen uitgereikt als ik daar aankom voor mijn laatste ronde. De speaker jut me nog net niet op, of toch eigenlijk wel.. ik jog de laatste 200m op mijn blaren naar de finish. Het publiek klapt hard en zwaait vrolijk. Over de finish krijg ik de felicitaties van Guy en staat de stoel voor me klaar – ik mag eindelijk gaan zitten.
Zondagmiddag – finish
En daar zit ik dan, bekertje water in de ene en bekertje iso in de andere hand. Ik wil niets meer en het is net of de wereld om me heen niet meer bestaat, terwijl er toch echt een prijsuitreiking plaats vindt. Ik mag nu toegeven aan pijntjes en vermoeidheid en doe dat vol overgave. Bijna 33uur full focus onderweg en nu kan ik alles loslaten. Gevolg is dat ik na een paar minuten zitten dus ook oprecht niet goed meer op mijn benen kan staan. Strompelend beweeg ik richting mijn spullen om enigszins alles bij elkaar te scharrelen. Douchen duurt een eeuwigheid – ik sta wisselend op mijn linker- dan wel mijn rechtervoet. De blaren zijn in volle glorie doorgebroken en mijn voeten zwellen met de minuut op. Die dikke voeten zullen de komende dagen nog wel blijven want tja, ik had er niet voor getraind.. knipoog..