lang verhaal over mijn lange ski-avontuur van afgelopen weekend

…opgeven dat is toch echt niets voor mij – dat soort gedachten komen wel eens op tijdens een event maar zijn vaak even zo snel weer weg.
Maar deze keer heb ik tot twee keer toe mijn timingchips bijna ingeleverd. Achteraf ben ik toch wel erg blij dat ik door ben gegaan – stap voor stap verder gekomen in deze wedstrijd, ondanks dat het weinig meer met langlaufen te maken had. Ja, zo was de Nordenskiöldsloppet voor mij; de langlaufwedstrijd van 220KM in Jokkmokk, Zweden.
Het idee kwam half januari om het startbewijs van iemand over te nemen. Ik zou begin maart in Zweden zijn voor de VasaChallenge (en Vasaloppet) en de Nordenskioldsloppet was eind maart; als ik tussendoor naar de Zweedse bergen ging dan had ik een lange maand in de witte wereld (en een lange vakantie!). Zo bedacht en zo gedaan.
Aangezien ik op korte termijn had besloten mee te doen, was er geen tijd meer om echt te trainen. Ik ging nog best wat dagen naar de sneeuw voor Vasa Sport, maar dan geef ik les en maak ik geen ‘eigen’ meters. Wel zat er de nacht-versie van de Vasaloppet in deze periode, dus dat was in ieder geval iets van training.

En zo kwam ik op de dinsdag voor de wedstrijd weer in Jokkmokk terug. Ik had daar mijn langlaufspullen gestald bij een vriend. Na de Vasachallenge-week was ik doorgereisd naar Jokkmokk om deze spullen achter te laten. Ik zou tussendoor ruim twee weken gaan toerlanglaufen met slee, in de bergen. Stiekum kan ik dit tripje een beetje als trainingswerk beschouwen, weliswaar met zeer lage intensiteit maar er is flink wat kracht voor nodig om de slee achter je aan mee te nemen (50-isch kilo bergop!). Ps blog over dit prachtige winterkampeeravontuur volgt nog!

Afijn, ik was dus terug in Jokkmokk en ik wilde nog wat uurtjes maken op mijn klassieke latten om te wennen. Helaas waren de condities niet geweldig en lagen de loipes er niet zo lekker bij om fijn kilometers te maken. Deze winter is er heel erg weinig sneeuw gevallen in Jokkmokk en tussendoor is de temperatuur ook nog eens hoog geweest. Kortom, zeer lastige condities om de loipes goed te prepareren en te onderhouden. Laat staan om een wedstrijdparkoers van 111 kilometer klaar te maken voor as zaterdag (het parkoers gaat nagenoeg heen-weer). Er waren nog drie dagen te gaan, maar de temperaturen zouden boven nul blijven en regen was voorspeld. Een deel van het parkoers ging over meren en die lagen er ook niet zo best bij (dooi = water). De organisatie had nog een flinke kluif om alles goed voor mekaar te krijgen. Werkelijk alles en iedereen uit het dorp Jokkmokk hielp mee om de wedstrijd door te kunnen laten gaan. Dat betekende in de dagen ervoor sneeuw verplaatsen, detours aanleggen voor plekken waar geen sneeuw meer lag of waar water opkwam. Maar ook sleutelen aan de route om toch langs de service posten te komen. Het parkoers loopt door de outback. De posten zijn soms middenin het bos/aan de andere kant van een meer en vaak alleen te bereiken per sneeuwscooter.
Op donderdag meldde ik mij bij mijn homestay. Veel hotelkamers heeft Jokkmokk niet, dus worden de dorpelingen gevraagd of zij deelnemers onderdak kunnen geven. Ik kwam terecht bij een Sami-echtpaar, Elisabeth en Per Anders, die hun rendierkudde in de bergen hield. En daar trof ik twee bekenden, Herman en Astrid, die daar ook verbleven. Ik had ze zo’n tien jaar niet gezien, dus we hadden veel bij te kletsen. Maar het was ook erg gezellig in onze home stay en leerzaam om te zien hoe de Sami nu leven, de verhalen te horen over hun leven, kennis te maken met hun gebruiken (kaas in koffie!) en te eten van hun eigen rendiervlees en gevangen vis. Mooie en leuke extra’s dus voor dit wedstrijdweekend.
En dan nu door naar de zaterdagochtend, 5:00. Het is nog steeds erg spannend hoe de sneeuw, aka het parkoers erbij ligt. Vrijdagmiddag viel er nog een smak regen en er werden hoge temperaturen verwacht – niet optimaal voor de sneeuwcondities. Verrassend genoeg is de sneeuw toch nog wat opgevroren in de nacht van vrijdag op zaterdag – we starten met ‘snelle sneeuw’ op het meer. Vierhonderd mensen doen er mee, niet zo’n heel groot veld. Omdat 220km langlaufen niet gebruikelijk is (dit is de langste ski-race ter wereld) zijn de andere deelnemers dus eigenlijk net zo gek als ik.

Het startschot wordt gelost en wij gaan op weg. Na een rondje meer in het spoor steken we de weg over naar een deel met meerdere kilometers zonder spoor. Op zich niet zo erg als het een vlakke ondergrond is, maar we skien over een ongelijk smal pad dwars door het bos, over takken en beplanting. Dat betekent glibberen, glijden en hortend door het struikgewas met her en der een steen op de smalle latten. Ahaa, dus dat bedoelen ze als ze zeggen dat er geen spoor is. Er is totaal 50km zonder spoor beloofd, dus we hebben nog flink wat voor de boeg.
Na deze kilometers komt er een supermooi glooiend deel waar zelfs twee sporen zijn – hier kan ik lekker dubbelstokken en kom ik een beetje in wedstrijdsferen. Niet dat ik hard ga/wil, maar voelen hoe het lichaam is en de focus op lang doorgaan hebben. Ik merk dat ik me fysiek sterk ben maar dat mijn benen nog niet in ‘smalle latten’-modus zijn – ik voel me iebelig en ben aan het kneien met mijn coordinatie. Hopelijk verbetert dat in de loop van de uren want het is een erg uitdagend parkoers. De cut off ligt op 30 uur, dat is met normale omstandigheden prima haalbaar (7,3 km/u). Met deze omstandigheden maak ik me wel een beetje zorgen; het is moeilijk in te schatten hoe snel je überhaupt kunt gaan met langlaufen omdat je van meerdere dingen afhankelijk bent die allemaal een grote invloed kunnen hebben (sneeuwconditie, het weer, het parkoers).
Maar goed, ik zit er lekker in qua energie en de sneeuw voelt zo ’s ochtends vroeg nog lekker aan. Wel merk ik op dat ik geen afzet heb, maar gelukkig kan ik veel dubbelstokken. Bijna iedereen om mij heen heeft geen afzet, dus ik neem het voor lief. Ik maak gebruik van de wax-service, dus ik kan drie keer onderweg mijn ski’s bij laten waxen (terwijl ik ga eten/drinken/opwarmen). Zij hebben ook mijn ski’s klaar gemaakt voor de start. Maar met deze hogere temperaturen is het een lastige klus om de wax perfect te krijgen.
Bij de eerste post staan Elisabeth en Per mij aan te moedigen. Super leuk en onverwacht; dus dat geeft extra energie. Hier doe ik ook een laag kleding uit – het is nu al warm terwijl de zon nog maar amper op is. De posten liggen gemiddeld 15km uit elkaar; ik heb voeding meegenomen om evt tussendoor te pakken en een liter water bij mij. Op de service-punten is altijd warme sportdrank, blabarsoppa (blauwe bessensap) en liggen er repen klaar. Soms is er bouillon, koffie, canel bullar (de bekende Zweedse kaneelbroodjes) of polarbrood met kaas. Genoeg om jezelf weer van energie te voorzien voor het volgende stuk.
Ondertussen gaat het parkoers verder; we gaan over smalle bospaadjes zonder sporen, over meren (soms ijs/soms water), over een randje sneeuw, door struiken, over moeras. Het is zaak om telkens goed op te letten, zodat je lekker kan blijven voortbewegen. Zo rond de kwart van de wedstrijd zit ik in een fijn groepje en gaan we gestaag door naar de post waar de wax-service is en ook mijn tas met spullen. Daar aangekomen, meld ik mijn ski’s aan voor de wax-service en ga wat te eten/drinken/toilet/spullen zoeken. Als ik terugkom, zijn mijn ski’s helaas terzijde gelegd en zijn mensen ‘voorgedrongen’. Dat is erg teleurstellend omdat ik ondertussen mensen van ‘mijn groepje’ zie vertrekken terwijl ik middenin de rij wachtenden sta. Een half uur later zijn mijn ski’s met liefde afgeborsteld en voorzien met nieuwe afzetwax (hulde voor deze waxmannen – die hebben hard gewerkt!), kan ik dan eindelijk verder. Helaas ben ik nu in mijn eentje en met die tegenwind op de meren is dat niet echt jovel voor het gemoed. Maar hé, de dag (en nacht) zijn nog lang dus ik hoef me geen zorgen te maken.. ik maak vast wel weer nieuwe vrienden onderweg om mee verder te lopen.

Op de volgende post serveren ze warm eten, dus daar kijk ik naar uit. Dit deel is perfect gespoord en in de volle zon; de sneeuw is zwaar maar ik kan nog redelijk blijven dubbelstokken. De post ligt op een perfecte plek aan een meer met in de verte zicht op de bergen. Ik heb het naar mijn zin, het lichaam voelt goed, het is gezellig bij de posten en onderweg – dus het zal wel goed komen. Wel heb ik al wat bedenkingen over de weg terug. Terug is het nacht en dus kouder, lees opvriezende sneeuw/ijs. Mijn bedenkingen heb ik vooral bij de paadjes door het bos – hoe kan ik die een beetje fatsoenlijk pakken in het donker? Die zorgen zijn voor later, dus ga ik gewoon verder.
Die zorgen waren niet voor heel veel later; in het stuk van de 60km tot aan halverwege zitten me toch een paar uitdagende stukken… aiai.. Ondertussen sta ik nog steeds niet zo vast op mijn benen en neemt de kwaliteit van (niet)sporen flink af en buitel ik vaker dan ik wil in de sneeuw/op het ijs/in de struiken. Er zitten gaten in de sporen, mijn stokken verdwijnen tot 30cm diepte in de sneeuw en dan nog maar niet te spreken over de enkeldiepe ijswaterplassen op de meren. Ik ben niet de allerhandigste persoon op de smalle latten dus het begint steeds meer te knagen in mijn hoofd. Inmiddels lijkt het niet meer op langlaufen wat ik (en iedereen) aan het doen ben. En met de wat koudere nacht in het achterhoofd vind ik het onverantwoordelijk om mezelf de donkerte in te sturen. Dat is vragen om ongelukken; na zoveel uren op de been ben je minder scherp. Dus ik mag van mezelf op de helft uitstappen. Dan heb ik leuke buitenuren gehad, een mooie afstand afgelegd en kan ik op een redelijk makkelijke manier terug naar start.
Terwijl de kilometers verstrijken, des te meer raak ik overtuigd dat dit een goede beslissing is. De plassen op de meren worden dieper en natte schoenen zijn vermijdelijk. Als er een spoor is, dan is deze vaak weggezakt zodat je tot halverwege je kuit erin zakt of je blijft met je schoen hangen, wat weer een val veroorzaakt. Ook mijn bindingen zijn niet helemaal meer goed; ik moet ze supergoed dicht klikken wat vaak niet lukt vanwege ijsvorming. Dus zo nu en dan sta ik ineens op een been omdat ik weer een ski ben verloren in de sneeuw of in een plas.
Bij de posten is het altijd feest – zulke aardige vrijwilligers die je meteen helpen. Na een aantal uur wordt het lastiger om zelf de ski’s aan en uit te trekken; niet alleen omdat je stijf bent maar ook omdat de bindingen stijf bevroren zijn. Er staat altijd een vrijwilliger met een thermos warm water klaar om je bindingen ijsvrij te maken.
Aangekomen bij het keerpunt zet ik mijn Garmin op pauze. Ik heb mezelf beloofd dat ik hier mag stoppen, maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om ‘m al definitief te stoppen. Ook verwijder ik mijn timingchips nog niet van mijn enkels. Bij de post pak ik eerst een lekkere soep en krijg ik mijn tas. Ik kleed mij in de warme tipi om, want ook op de terugweg met sneeuwscooter/bus is het fijn als ik droge, warmere kleding aan heb. Ondertussen verdring ik de tranen bij de gedachte dat ik stop. Na wat rond hangen besluit ik mijn ski’s in te leveren voor een waxbeurt – gewoon, voor het geval dat ik toch doorga. In de rij bij het toilet spreek ik een vrouw met wie ik aan het stuivertje wisselen ben onderweg (ik ben sneller met dubbelstokken – zij behendiger op de lastige stukken). Ik zeg haar dat ik niet weet of ik wel door wil gaan omdat dit geen langlaufen meer is maar dat ik alleen maar bezig ben mezelf staande houden onder extreme omstandigheden. Zij herkent zich in het beeld en zegt dat ze wel doorgaat, maar desnoods elk stukje omlaag gaat wandelen/van de ski’s stapt. Hmmm, ze zet mij aan het denken. Het is nog vroeg genoeg op de dag, ik zit royaal binnen cut off en ik voel mij fysiek goed. Ik neem een kijkje bij de wax-service en zorg ervoor dat mijn ski’s perfect behandeld worden. Ik lever mijn spullen weer in en verlaat de post. Op weg naar de volgende en daar zie ik dan wel weer verder.

En zo ga ik rustigaan verder van post naar post zonder ver vooruit te kijken. Het wordt tijd om de hoofdlamp op te zetten en dat verkleint de wereld nog meer. Superfocus op het traject voor mij; kan ik op de latten blijven of moet ik afstappen. Op de meren probeer ik niet te natte voeten te krijgen want dat levert niet alleen een liter water per schoen op maar ook potentieel koude voeten. Nog steeds maak ik de nodige smakkers met de nodige tirades erbij, maar ik heb hier bewust voor gekozen dus lach ik mezelf ook uit. Iets minder hard lach ik als ik onderuit ga in een plas water – shit, natte handschoenen, broek en mouw. Nu is het zaak om hard door te bewegen om warm te blijven en mijn kleding van binnenuit weer droog te krijgen.
Ik kom bij een post aan een meer; ik heb nog 90km te gaan. De vrouw (van het Dixie-gesprek) stopt vanwege schouderklachten; het is heel aanlokkelijk om nu ook uit te stappen. Ik ga de tipi in en zit/lig op de rendierhuiden. De warmte doet mij goed en ik twijfel of ik verder wil. Mijn lichaam doet het goed en tot nu toe heb ik het onder controle (ahum, soort van..). Dus trek ik toch maar weer de ski’s aan en vervolg mijn weg. Mijn handschoenen zijn nat en mijn handen zijn erg koud. Ik begin me zorgen te maken – ik heb altijd moeite mijn handen warm te houden dus is het niet verstandiger om te stoppen? Inmiddels ben ik 500m van de post, ik besluit om te keren. Een andere deelnemer waarschuwt mij dat ik de verkeerde kant op ga – ik zeg hem dat ik stop. K*k, dat doet pijn om te zeggen.. mijn lichaam voelt sterk, het is een mooie nacht en die koude handen krijg ik het beste warm als ik mij inspan. Dus ik draai weer om en vervolg mijn helse tocht. Ik kijk vooruit en weet dat de volgende post pasta serveert en daar heb ik best trek in. Ook weet ik van de heenweg nog dat na die post dat perfect gespoorde deel is; wat zou het lekker zijn om daar gewoon eens een stuk normaal te langlaufen! De post erna, daar kan ik mijn ski’s weer laten waxen en dan is het alleen nog het laatste deel. Ik word weer blij en vervolg met een lach op mijn gezicht mijn weg.
Eten en drinken gaat goed en ik wandel bij elke ‘steep downhill’. Kan mij het boeien hoe laat ik binnen kom, ik ga dit doen – ik ga deze klus klaren. Langzaamaan zie ik de zon opkomen – het is prachtig. Op de terugweg is er net een andere weg om bij een nieuwe post uit te komen. Ik sta op het meer maar zie geen mogelijkheden. Het spoor is slecht zichtbaar; het lijkt op land verder te gaan maar daar ligt geen sneeuw. Wat gek, ik ga een stukje terug en weer heen en kom er niet uit. Gelukkig komt er een Fransman na vijf minuten en samen gaan we op zoek naar de weg. We vinden wat sporen maar zijn er niet zeker van. Ik grap al dat ik wel zeker wil weten dat we goed gaan, want ik heb geen zin in een extra loop naar het verste punt. De Fransman kan er niet om lachen – hij is hartstikke moe en valt om de haverklap. Terwijl hij telkens omvalt, verlies ik zo af en toe een ski en breek een stuk van mijn binding – gelukkig kan ik ‘m nog open en dicht doen. Tjonges, wat een gekkenwerk wat we hier in het donker aan het doen zijn. Enfin, we gaan samen door; inmiddels zien we ver achter ons hoofdlampen en het lijkt erop dat zij ons spoor volgen – we gaan er maar vanuit dat we goed zitten. We zijn blij als we in de verte verlichting zien en een bordje – uiteraard mogen we via en omweg naar de post die zo mooi verlicht is. De zonsopgang is prachtig en koud, dus ski ik bij de Fransman weg. Hij gaat zo langzaam dat ik mezelf niet warm kan houden.
Bij deze post eet ik rijst met worst en drink ik koffie; van beide een dubbele servering. Ik mag nog steeds een flink eind en ik weet dat daar lastige stukken inzitten. Hoofdlamp gaat in de tas en ik ga weer weg. Op het meer raak ik alweer de kluts kwijt; ga ik wel goed maar ik zie niemand en de sporen zijn niet duidelijk. Ik ga terug naar de laatste aanwijzing en probeer in de vele sporen iets te ontwaren waaruit ik kan afleiden welke kant ik op moet. Toch maar weer naar links en dan verderop kijken of het klopt. Ik ben onzeker en draai me weer om. Ha, ik zie dat er twee skiers aankomen, ik wacht en zie dat ze mijn kant opkomen – zit ik dus toch goed. We vervolgen onze weg en jojo-en; zij zijn sneller op de behendigheidsstukken en ik dubbelstok sneller (bekend beeld).
De zon schijnt in mijn gezicht, aka ogen, dus ik zoek mijn zonnebril in mijn tas. Ik gooi mijn tas helemaal overhoop maar vind ‘m niet – ik ben ‘m vast verloren bij mijn val in de plas, mijn snacks lagen toen verspreid in het water. Dan maar zonder verder.. zo veel kilometers zijn er niet meer te gaan, ondanks dat deze nog wel lang zullen duren. Ik weet nog dat er een stuk van een paar kilometer aankomt door het bos, zonder sporen..
Ondertussen kom ik bij de laatste post aan; deze is extra in het laatste deel en staat vlakbij het bord van 10km. Van de heenweg herinner ik mij nog dat dat bord verdraaide goed klopte met het bliepje van mijn Garmin. Bij de post vraag ik een laatste sportdrank en ze vertellen mij dat ik nog 5,5km te gaan heb. Dat geloof ik dus niet, ook geloof ik niet dat de race dit jaar de langste editie is met 230km, in plaats van 220. Ik twijfel of ik hun Zweeds goed genoeg begrijp en ik vraag de mannen of het een 1 april-grap is.. ze lachen hard en schudden nee. Ik ga door in de overtuiging dat het geen 5,5 maar toch echt 10km is – dus zo’n anderhalf uur te gaan in mijn huidige tempo.
Het laatste stuk gaat inderdaad door het bos. Ik vertrouw mijn benen niet meer – de coordinatie is compleet weg en ik glibber en glij alle kanten op. Er komt een mini-afdaling en ik besluit mijn ski’s uit te doen. Onder gezucht en gekreun buk ik met veel moeite; pff, gelukkig kan ik ze nog losmaken. Ik wandel naar beneden en daar staat een van de twee mannen zijn binding te repareren. Hij is niet zo slim geweest om te wandelen en onderaan dit mini-heuveltje gevallen en zijn binding is van de ski geschoten. Dit heb ik heel veel onderweg gezien – deelnemers in de weer met hun bindingen. Ook mij lukt het niet om mijn ski’s weer aan te krijgen; er zitten bonken ijs op mijn overschoenen, maar zodra ik deze uit heb gedaan pas ik prima in de binding. Huphup, op naar die allerlaatste kilometers door het bos en dan nog 2km gespoord. Ik kruip letterlijk verder; het zou zo knullig zijn om hier hard te vallen en niet meer te kunnen finishen. Yes, ik zie weer sporen en ik zie vriend Ivari staan – hij neemt foto’s en moedigt mij aan voor het laatste stukje. Hoppa, ik kan weer dubbelstokken en dat gaat mij prima af.
Ik ga langs het stadion en hoor de aanmoedigingen van de speaker – nog 1km over het meer en dan onder de boog door. Ik vlieg over de ijzige sporen, blij dat ik weer normaal kan langlaufen. Woehoei, ik krijg tranen in mijn ogen.. is dat de snelheid, is het de zon of zijn het de emoties? Dat laatste, ik ben toch wel kneitermoe na bijna 27uur overleven en ben enorm blij dat ik mag finishen. Handjes de lucht in en met een hele opgeluchte lach kom ik over de finish. Ik word binnen gehaald door het echtpaar van mijn homestay. “What took you so long?” was de vraag van Per, ik lach en zeg hem dat ik uitermate genoten heb onderweg en dus rustigaan heb gedaan..

Het besef is er nog niet helemaal – wat een bizarre race-omstandigheden waren dit. Dit kon je geen langlaufen meer noemen, het was een kwestie van niet opgeven en stug door blijven gaan. En ik ben niet de enige die er zo overdenkt; het blijkt de langste en de zwaarste editie te zijn geweest – had ik even geluk!
- Het woord langlaufen omvat verschillende vormen van het voortbewegen op dunne latten; zo is er het klassieke langlaufen (in zo’n spoor) en de skating-style; dit doe je op de smalle latten en wordt in het Engels aangeduid als cross-country skiing. Daarnaast bestaat er ook toerlanglaufen, dan ga je op iets bredere latten op pad in de klassieke style maar maak je geen gebruik van de sporen, deze maak je zelf en ondertussen trek je van hut naar hut of maak je een mooie dagtoer vaak met rugzakje. Dit noem je in het Engels back country skiing. Qua inspanning zou je kunnen zeggen cross country op hardlopen lijkt en back country op hiken.
- De loipes – dit zijn de spoortjes voor de klassieke techniek en/of het platte geprepareerde deel voor het skaten.
- De service post – verzorgingspost waar je te drinken/eten kreeg, maar waar ook een tipi stond met houtkachel om warm te blijven/worden.
- Tijdens het klassieke langlaufen zijn er meerdere manieren om je voort te bewegen; bij het diagonalen gebruik je de afzet van je ski’s (dat is de weerstand die aan de onderkant van je ski zit), bij het dubbelstokken doe je niets met je benen maar alles met je core/armen.
Meer info over langlaufen https://www.langlaufpagina.nl/; of de Vasa Challenge https://www.vasasport.nl/vasaloppet; of toerlanglaufen: https://toerlanglauftochten.wordpress.com/wat-is-toerlanglaufen/
4 reacties op “opgeven – ik had het toch bijna twee keer gedaan…”
jezus wat een overlevingstocht! ontzettend knap gedaan kanjer!
#grijns, dank je Marit! Ik ben weer een grote ervaring rijker – supertocht, maar net niet getroffen met de omstandigheden..
Poeh, wat een knappe prestatie en wat een leuk verhaal om te lezen.
dank je Niels! Het was eigenlijk gewoon wel een erg mooie tocht, alleen die omstandigheden zaten net niet mee..